Direct naar de inhoud

Op 14 april  steeg in de loop van de middag een eenpersoonszweefvliegtuig op vanaf Eindhoven Airport. Het zweefvliegtuig steeg op via de lierstartmethode en de piloot maakte een lokale vlucht. Het was die dag de vierde vlucht van de piloot, maar het was de tweede keer dat hij met dit type zweefvliegtuig (ASW 27-18 E) vloog. Voor aanvang van de vlucht heeft de piloot een voorbespreking over de vlucht en de operationele handelingen (zoals flapstanden) gedaan met een ervaren piloot op dit type zweefvliegtuig. Toen de piloot na een korte vlucht een bocht inzette, werd hij gewaarschuwd door het FLARM-systeem dat er een ander zweefvliegtuig in de buurt was. Omdat de piloot het andere vliegtuig niet direct in zicht had, kwam hij iets omhoog uit zijn stoel. Daarop belandde het vliegtuig onverwachts in een tolvlucht (vrille). De piloot wist dit te beëindigen, maar inmiddels was zijn zicht op het vliegveld belemmerd door bomen.

Tijdens de nadering van het vliegveld moest de piloot een steile bocht maken om in de juiste positie te komen voor de landing, terwijl het vliegtuig eigenlijk al te laag was voor een dergelijke manoeuvre. Het zweefvliegtuig raakte met de linkervleugel het gras. Vervolgens raakte de neus de grond, waarbij het toestel door de nog resterende snelheid achteruit gleed in de naastgelegen sloot.  De piloot raakte lichtgewond, het toestel raakte zwaar beschadigd.

Uit het onderzoek bleek ondermeer dat de flaps van het vliegtuig niet in de voorgeschreven stand stonden en dat de trim niet in de juiste stand stond nadat de piloot de vrille had hersteld. De vrille kwam als verrassing voor de piloot en na het beëindigen hiervan was hij waarschijnlijk dusdanig van slag dat hij moeite had dit  – voor hem – nieuwe type vliegtuig te beheersen en op een veilige manier aan de grond te zetten.